De gezinswoning geniet een bijzondere bescherming bij gehuwde of wettelijk samenwonende koppels. De partners moeten ermee instemmen het onroerend goed te verkopen, te verhuren, te schenken of er een hypotheek op te verlenen. De zeggenschap behoort toe aan beide partners, ook wanneer de gezinswoning eigendom is van één van de partners. Wanneer één van de partners niet akkoord gaat met een beslissing en de andere partner meent dat dit ten onrechte is, kan hij of zij steeds machtiging vragen aan de rechtbank om alsnog de beslissing ten uitvoer te leggen.
Bescherming bij huur
De woning geniet ook een bijzondere bescherming in het kader van een huurovereenkomst. Een getrouwde of wettelijk samenwonende partner mag zijn huurovereenkomst niet zomaar beëindigen zonder de toestemming van de andere. De eigenaar van de woning dient de opzeg te doen aan beide huurders, ook al werd het huurcontract slechts door één van hen ondertekend. Problemen met de gezinswoning in het kader van huur worden aan de vrederechter voorgelegd.
Partners die feitelijk samenwonen beschikken niet over deze extra bescherming. De partner die eigenaar is van de gezinswoning heeft alleen zeggenschap over de woning. Hij of zij kan de woning verkopen, verhuren, schenken of bezwaren met een hypotheek zonder de toestemming van de andere partner. Willen de feitelijk samenwonende partners de zeggenschap over de woning delen met elkaar of elkaar beschermen ingeval één van hen zou overlijden? Dan is een bezoek bij de notaris aangewezen. Partners kunnen elkaar beschermen via een testament of een schenking.
Foto: Antwerpsestraat, Boom door Tineke Thys, uw immofotograaf
Het erven van de gezinswoning: een speciale regeling
Vandaag de dag kunnen langstlevende echtgenoten of samenwonenden ook genieten van een vrijstelling op het betalen van successierechten op de gezinswoning. Zo hoeft de langstlevende partner de woning niet te verkopen omdat hij de successierechten niet kan betalen.
Zo geldt in Vlaanderen de vrijstelling niet alleen voor de langstlevende gehuwde partner, maar ook voor de langstlevende wettelijk of feitelijk samenwonende partner. De feitelijk samenwonende partner moet ten minste drie jaar ononderbroken samengewoond hebben en een gemeenschappelijke huishouding hebben gehad met zijn overleden echtgenoot, indien hij van de vrijstelling kan genieten.
Daarnaast zijn deze voorwaarden van toepassing:
- Er mag tussen de samenwonenden geen verwantschap zijn in op- of neergaande lijn (bv. kind ouder – grootouder)
- De vrijstelling geldt alleen voor de langstlevende partner en niet voor andere erfgenamen. De kinderen moeten dus nog altijd successierechten betalen op hun nalatenschap.
- Deze vrijstelling is niet van toepassing op een tweede verblijf.